Tactieken

Hieronder worden drie tactieken uitgewerkt om te komen tot een overwinning. Natuurlijk is het zo dat de tegenspeler ook op de hoogte is van deze tactieken en deze zal proberen de mooi beschreven tactiek te verstoren.

Tactiek a
Een mogelijkheid om tot een overwinning te komen is het gebruik maken van paden en open diagonalen. Op deze manier kan een tegenspeler een overwinning niet verhinderen.
In de praktijk van het spel zal dit echter bij twee ervaren spelers vrijwel onmogelijk zijn.

Tactiek a

Tactiek b
Een andere mogelijkheid is om de tegenstander te dwingen om zo snel mogelijk een weg naar zijn basisvak af te sluiten. Op het moment dat dit gebeurt, is voor de aanvallende speler duidelijk welke richting deze moet gaan om het basisvak van de tegenstander te bereiken. Als nog niet is “afgesloten” zijn er nog meerdere wegen en kan men ten alle tijden terug gestuurd worden.
In de praktijk zien we dat dit afsluiten bijna altijd gebeurt op de buitenrand van het speelveld (rij A, L,1 en 12). Je moet dus proberen de tegenstander te dwingen om op de buitenrand een stelstuk te plaatsen. Zelf moet je proberen zo lang mogelijk te voorkomen een stelstuk op de buitenrand te plaatsen, ook als je een ogenschijnlijk aantrekkelijk pad kunt maken. In de stelling hiernaast is een voorbeeld te zien.
 
In een eerste oogopslag zou men kunnen denken dat geel in een sterke positie staat. Het tegendeel is echter waar. We zien duidelijk dat rood aan een kant is afgesloten door geel (H1). Voor rood is dus duidelijk dat de weg naar het gele basisvak zal lopen via de vakjes D12 en A6. Deze twee vakjes mag geel niet afsluiten omdat dit rood de mogelijkheid zou ontnemen het basisvak van geel te bereiken. Geel kan nog enkele plaagstootjes uitdelen, maar kan rood niet meer dwingen tot grote omwegen.
Voor geel is de situatie anders. Rood zou de eigen stelling kunnen uitbouwen met het plaatsen van de volgende stelstukken (J8), (I9) – een vork – vervolgens (K7) en via (K5) en (J6) ontstaat er weer een vork. Zo zal rood nog een tijdje door kunnen gaan met steeds de dreiging van het afsluiten. Mocht geel kiezen voor de andere richting, dan vindt het uitbouwen aan de andere kant plaats. Rood zal pas op het laatste moment overgaan tot afsluiten, en pas dan zal de definitieve richting voor geel vast staan. Het is dus duidelijk dat in de bovenstaande stelling geel veel meer zetten nodig zal hebben dan rood.
 
 

Tactiek b

 
Tactiek c
Als je in een verloren positie staat en je hebt nog meer stelstukken om uit te spelen dan de tegenstander, dan kun je proberen de pion van de tegenspeler klem te zetten met de eigen pion. Op deze manier win je de partij volgens de regel dat een speler die geen zet meer kan doen de partij heeft verloren.
In de stelling hiernaast is rood aan zet, maar kan de pion niet verplaatst worden. De enige mogelijkheid is een stelstuk te plaatsen. Op J1 mag rood geen stelstuk plaatsen omdat daar de gele pion staat. Rood zet op een willekeurige andere plaats een stelstuk. Geel laat de pion staan en plaatst ook op een willekeurige plaats een stelstuk. Zo kan men doorgaan tot rood geen stelstukken meer heeft en dus geen zet meer kan doen.

Tactiek c