Openingen

Met het kiezen van een  opening bepaal je de “looprichting” voor jezelf of de andere speler en maak je een keuze om verdedigend of aanvallend te spelen. Hieronder worden een aantal openingen besproken. De openingen worden beschreven vanuit de positie van de speler die met geel speelt.

Opening A
Geel plaatst een stelstuk op (I11)
 
Rood zal tijdens het verdere spel moeten voorkomen dat geel op vak I12, H11 of J11 komt. Om dit te verhinderen zal rood een stelstuk moeten leggen op de buitenrand waarmee rood één van de mogelijke wegen voor geel definitief afsluit. Geel weet vanaf dat moment via welke kant het rode basisvak bereikt moet worden.

OpeningA

Opening B
Geel plaatst een stelstuk op (D2)
 
Met deze verdedigende zet kiest geel voor een opening die voorkomt dat rood gebruik kan maken van opening A.

OpeningB

Opening C
Geel plaatst een stelstuk op (J9)
 
Vervolgzetten voor geel kunnen zijn (K9) of (K8). Op deze manier ontstaat een dreiging door een open diagonaal tussen de buitenrand en het rode basisvak. Hiermee dwingt geel rood om op deze plaatsen af te sluiten als geel met de pion bij deze vakjes komt.

OpeningC

Opening D
Geel plaatst een stelstuk op (C4)
 
Met deze verdedigende zet kiest geel voor een opening die voorkomt dat rood gebruik kan maken van opening C.

OpeningD

Opening E
Geel plaatst een stelstuk op (H11)
 
Er ontstaat weer een open diagonaal met de dreiging van een verbinding van het rode basisvak met rij 12.

OpeningE

Opening F
Geel plaatst een stelstuk op (E2)
 
Met deze verdedigende zet kiest geel voor een opening die voorkomt dat rood gebruik kan maken van opening E.

OpeningF

Opening G
Geel verplaatst de pion naar een van de aangrenzende vakken.
 
Alle richtingen blijven in principe nog open en geel “dwingt” rood om een richting te kiezen.

OpeningG